Over verzet tegen de Heilige Geest en Zijn werk…

Velen dan van Zijn discipelen, die dit hoorden*, zeiden: Deze rede is hard; wie kan haar aanhoren? Jezus nu wetende bij Zichzelf dat Zijn discipelen daartegen protesteerden, zei tegen hen: Ergert jullie dit? Wat zou het dan zijn wanneer jullie de Zoon des mensen zouden zien opvaren waar Hij tevoren was? De Geest is het Die levend maakt; het vlees is niet nuttig. De woorden die Ik tot jullie spreek, zijn Geest en zijn leven. Maar er zijn sommigen onder jullie, die niet geloven. Want Jezus wist van den beginne wie zij waren die niet geloofden, en wie hij was die Hem verraden zou. En Hij zei: Daarom heb Ik jullie gezegd, dat niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven wordt van Mijn Vader. Van toen af gingen velen Zijner discipelen terug, en wandelden niet meer met Hem.’ (Uit Johannes 6 de verzen 60-66)
* Zie Johannes 6 : 41-52.

Vanaf die tijd begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden door toedoen van de oudsten, de hogepriesters en de Schriftgeleerden… (…) Petrus nam Hem terzijde en begon Hem fel terecht te wijzen: “God verhoede het, Heer! Dat zal U zeker niet gebeuren!” Maar Jezus keerde Hem de rug toe met de woorden: “Ga terug, achter Mij, Satan! Je zou Me nog van de goede weg afbrengen. Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.”‘ (Uit Matteüs 16 uit de verzen 21-23).

Geciteerd 1 (AJ): Merkte onlangs op n.a.v. ds. Thomas Boston’s ‘twaalf bijlslagen’* (die nodig zouden zijn om een mens los te kappen van de oude Adam) dat Paulus de ‘klein duimpje gelovigen’ (van 1 Korintiërs 3) de twaalf bijls/mijlslaarzen van het Evangelie aandoet (Lees 1 Korintiërs 3 of Romeinen 6 er maar weer op na). Wanneer dan de gedoopte gemeente zich gehoorzaam laat onderwijzen uit heel Gods Woord, dán ondervinden ze in de dagelijkse praktijk van het leven hoezeer er moet gestreden worden tegen en geleden onder onze ‘oude/Adam’s natuur’. En ook hoezeer wij allen ook altijd weer de ernstige aansporingen nodig hebben, zoals we die lezen in de brieven, en zoals we die m.n. ook lezen in Hebreeën 10 : 19-39.
* Thomas Boston (1676-1732) aangehaald door Steef de Bruijn in het RD.

Geciteerd 2 (HvW): Je kunt zoiets inderdaad (die ‘twaalf bijlslagen’) aan niemand opleggen… laat staan aan een gedoopte gemeente … je moet het echter wel persoonlijk ondervonden hebben… (alles in trap en mate) .. de uitwendige waterdoop kan je niet behouden… een Engelse theoloog, schreef ergens… dit in verband met de doop: … als sleep je iemand door het Kanaal van Dover naar Calais … dan is er nog geen enkele zonde afgewassen…

Het begin van het Evangelie van Jezus Christus, Zoon van God. (…) Dit gebeurde toen Johannes de Doper naar de woestijn ging en de mensen opriep zich te laten dopen en tot inkeer te komen, om zo vergeving van zonden te krijgen. Alle inwoners van Judea en Jeruzalem stroomden toe en lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl ze hun zonden beleden. (…) In die tijd kwam Jezus vanuit Nazareth, dat in Galilea ligt, naar de Jordaan om Zich door Johannes te laten dopen. Op het moment dat Hij uit het water omhoog kwam, zag Hij de hemel openscheuren en de Geest op Zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel…’ (Uit Marcus 1 uit de verzen 1-14)

Opgemerkt 1: Dat de waterdoop (al ten tijde van Johannes) een ‘hemels gebeuren’ is (!), dat werd duidelijk bij de doop van onze Heer, toen werd zichtbaar hoe daadwerkelijk betrokken ‘de hemel’ was (en is) bij de waterdoop! En onze Heer horen we dat nog eens uitdrukkelijk noemen en bevestigen in het gesprek met de Farizeeër Nikodemus (Johannes 3 : 1 t/m 4 : 3). De Geest was voorbij gewaaid aan de ‘hoge heren theologen’ in Jeruzalem en was aan het werk gegaan in de woestijn op de plaats bij de Jordaan waar Johannes de mensen opriep om tot inkeer te komen en zich te laten dopen. Dat bij de doop van Johannes de Heilige Geest niet zichtbaar neerdaalde op zijn dopelingen (en trouwens later ook niet bij de doop door Jezus’ discipelen! Johannes 4 : 1-3) dat doet niets af aan het feit dat de Heilige Geest wel degelijk aan het werk was in de harten van de hoorders (zie Matteüs 13 : 18-19) en degenen die zich ook daadwerkelijk lieten dopen. Maar, zoals later bleek, zelfs ook bij de twaalf discipelen van Jezus, kon dat werk van de Heilige Geest ook nog worden genegeerd en weerstaan. Bij de vrome Farizeeën en Schriftgeleerden ging dat zelfs zo ver, dat zij weigerden om zich te laten dopen en later zelfs overgingen tot het afwijzen van Jezus’ verkondiging en het laten arresteren van onze Heer om Hem (definitief) uit de weg te ruimen. Zo ver kan het dus met het verzet tegen de Heilige Geest en Zijn werk komen, en dat juist bij de meest vrome mannen onder het volk van God. Maar dat is niet gebeurd, dan nadat onze Heer hen vele malen heeft gewaarschuwd en ook gewezen op hún hardnekkige verzet (o.a. in Matteüs 23 : 13 en 37, Markus 3 : 22-30, Lukas 20 : 1-8, Johannes 11 : 45-53 en 12 : 42-43.

Opgemerkt 2: Dat de waterdoop door het geloof, voor zowel Joden en heidenen, als hét onweerlegbare teken van hun behoud moest gelden, dat leren we uit het onderwijs van de apostelen. De dopelingen mochten niet zien op hoe en door wie hen het Evangelie gebracht was en/of op hoe welbespraakt en wijs en op de hoorders aangepast de verkondiging geweest was, waardoor zij geloof gehecht hadden aan wat door één van de apostelen (of hun medewerkers) verkondigd was, nee ze moesten het feit dat ze zich hadden laten overtuigen en dopen helemaal toeschrijven aan het werk van de Heilige Geest. Dat een apostel op hun levensweg aan hen verschenen was, dat zij de moeite genomen hadden om hun boodschap aan te horen en dat zij het besluit genomen hadden om aan die boodschap geloof te hechten, en zich op aanraden van de apostelen of één van hun medewerkers hadden laten dopen, dat was allemaal het werk van de Heilige Geest! Hun Doop was hen door Zijn werk overkomen!
En op precies dezelfde manier overkomt de kinderen in Christus’ gemeente ook nu nog altijd hun Doop. Dat is allemaal het werk geweest van de Heilige Geest. Dáár zullen ze op zien en dát zullen ze geloven. De/hún Doop is een geloofsstuk! Zelfs een fundamenteel geloofsstuk! Zeggen dat je niet weet – niet/nooit zeggen kunt – of de Doop je (wel of niet) ‘van de hemel gegeven’ is, is zondermeer vergelijkbaar met de onwil en het ongeloof en het verzet tegen de Heilige Geest als waarover we lezen in Lukas 20 : 1-8 en ook in Hebreeën 10 : 29.

Opgemerkt 3: God wil Zijn gemeenten bouwen door de voortgaande prediking van Zijn Woord. Laten we daarom niet ophouden te bidden dat er altijd weer betrouwbare dienaars van dat Woord gevonden mogen worden, gesteund – en zo nodig terechtgewezen – door wijze en meelevende oudsten en broeders en zusters (oud en jong), zodat er in een gemeente gebouwd wordt met het goud, zilver en edelstenen van het Woord Zelf, want dat wil God gebruiken voor de groei van het geloof en dat natuurlijk niet minder door het gelovig gebruik van de Sacramenten – daarin zal men de gedoopte gemeente niet hebben te ontmoedigen maar juist aan te moedigen! Dienaars van het Woord, die dat ontmoedigen wel doen, die kunnen maar beter – volgens onze Heer! – ‘met een molensteen om de hals’ uitgeschakeld worden, namelijk om te voorkomen dat ze de ‘kleinen’ van Christus’ kudde zullen ‘ergeren’ (Zie Matteüs 18 : 4-6 en 10-14!).

> Leestip: Matteüs 18 (in z’n geheel!).

Opgemerkt slot: Wat we helaas heel wat in de praktijk van het kerkelijk leven zien gebeuren, dat is dat de verkondiging van Gods Woord door een predikant getoetst wordt aan onze belijdenisgeschriften (w.o. de Dordtse leerregels) in plaats van juist andersom! Dat men (dus) niet zegt: ‘God zij dank!, we hoorden Gods Woord weer lezen en verkondigd worden! (1), zijn de Dordtse leerregels – als menselijk geschrift – er werkelijk in geslaagd om het Woord van God, dat toch Zelf levend en krachtig is – niet ‘dood te slaan’ met en door menselijke redeneringen en zegswijzen?’ Maar nog beter is het om die leerregels maar te laten rusten en om maar liever heel ‘Bijbels gewoon’ altijd weer te willen horen naar wat de Geest door de verkondiging van Gods Woord ons weer te zeggen had en heeft. En dat elke zondag weer, maar ook – in onze tijd is dat toch helemaal goed mogelijk – elke dag van de week weer. Gods Woord altijd weer dankend ontvangen als het levende Manna voor de nieuwe week en nieuwe dag!

(1) Zie 1 Timoteüs 4 : 11-16 en 2 Timoteüs 3 : 10 t/m 4 : 5.

Ik ben het brood dat leven geeft. Jullie voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en toch zijn ze gestorven. Maar dit is het brood dat uit de hemel is neergedaald; wie dit eet sterft niet. Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald; wanneer iemand dit brood eet zal hij eeuwig leven. En het brood dat ik geven zal voor het leven van de wereld, is mijn lichaam.”‘ (Uit Johannes 6 uit de veren 41-51 de verzen 48-51)

Bron afbeelding: Knowing Jesus

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie