Het getuigenis van Johannes de Doper en ‘ons getuigenis’…

Waarachtig, Ik verzeker u: wij spreken over wat wij weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet.’ (Uit Johannes 3 vers 11)

Geciteerd 1: Er was een mens. Johannes is zijn naam. Hij zegt dat je met Jezus op een kantelpunt komt te staan. Laat je dopen. Is dat getuigenis ernstig te nemen? Een mens, langs de Jordaan, door God gezonden? Iederéén kan wel beweren door God gezonden te zijn. Ziehier de weerloosheid, de dwaasheid van de prediking. Een mens, een stem, een roepende in de woestijn. Kameelharen jas aan. Op de kale vlakte van de wereld. Je komt tot een getuigenis. Door God geroepen. Wie zal zeggen hoe dat gegaan is? Je raakt erin verstrengeld. Het slaat door je heen. Je bent geen postbode. Je bent getuige. Met huid en haar. Het is je opgelegd. Wee mij, als ik het Evangelie niet verkondig.

Geciteerd 2: Er was een mens. Door God gezonden. Hij kwam tot een getuigenis. Je kunt met dat getuigenis voor gek staan. Je kunt er je goede naam door verliezen, je status als weldenkend mens. Je kunt ermee in de gevangenis raken. Je kunt er je leven voor moeten geven, onthoofd worden. Juist dán en juist zó zal blijken, dat ons getuigenis de wereld overwint. Wie zal ons scheiden van de liefde van God in Christus Jezus?

Opgemerkt 1: Helaas wordt in dit artikel (waaruit geciteerd) geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen het getuigenis van de Schrift Zelf (en dus het getuigenis van de Bijbelse profeten en apostelen) en ‘ons getuigenis’ (van gelovigen van nu). Het lijkt wel of wij zomaar kunnen deelnemen in/aan hun getuigenis (1), maar ons past een veel bescheidener opstelling en rol, zowel binnen de eigen gemeente(n) met haar gedoopte leden (oud én jong!) als tegenover de wereld.

Opgemerkt 2: Wanneer wij menen dat we zulke ‘bevlogen’ getuigen moeten én kunnen zijn, dan worden we hoogmoedig of we raken vreselijk teleurgesteld in onszelf en de mensen om ons heen of erger nog: teleurgesteld in God Zelf. Laten christenen daarom allereerst maar met en door hun (liefdes!)daden laten zien dat zij werkelijk geloven in een hun genadig God, Die ook de hele wereld met Zijn Heilig Evangelie op het oog had en heeft. Juist uit het doen en laten van christenen zal blijken dat zij de waarheid van het Evangelie daadwerkelijk geloven.

Opgemerkt 3: Binnen een gemeente wordt heel de Schrift tot verkondiging van Gods Woord en dáár nemen wij de ernstige waarschuwingen in Gods Woord ter harte en daarom zullen wij ons dagelijks hebben te bekeren. Wanneer we in dat besef leven, dan wordt ‘ons getuigenis’ (met woorden) naar de wereld beslist minder hoogdravend en rigoureus. Als voor de gelovigen, waarvan toch geldt dat zij zich dagelijkse en wekelijks laten gezeggen door Gods Woord, onderling al geld: ‘Wie sta zie toe dat hij/zij niet valle‘ en dat we ‘elkaar in een geest van zachtmoedigheid zullen terechtwijzen‘, hoeveel milder zullen wij ons dan opstellen tegenover ‘de wereld’, die al dat goede onderwijs uit Gods Woord en versterking van het persoonlijk geloof door het gebruik van de sacramenten missen. Tegenover deze mensen past ons toch echt nog meer bescheidenheid. Denk aan een profeet als Daniël (2), hoe bescheiden hij de wrede koning Nebukadnezar en zijn dienaren en opvolger (Belzasar) heeft aangesproken en gewezen op wat hen verlangd en verwacht mocht worden.

Opgemerkt Slot: Wanneer onze Heer in gesprek is met Nikodemus, (Johannes 3 : 1-21), dan zegt Hij: ‘Waarachtig, Ik verzeker u: wij spreken over wat wij weten en we getuigen van wat we gezien hebben, maar jullie accepteren ons getuigenis niet.‘ Met ‘wij weten en getuigen‘ en ‘ons getuigenis‘ doelt onze Heer op Johannes de Doper, die gezien en gehoord heeft wat er gebeurde bij de doop van Jezus in de Jordaan (we lezen daarover in Johannes 1 : 29-34).
In Johannes 5 : 38 wijst onze Heer ook nog weer op het getuigenis van Johannes en toch zegt Jezus daarbij ook dat Hij het getuigenis van een mens niet nodig heeft. Voor Hém was het niet nodig om overtuigd te worden van wie Hij was, maar de mensen in Israël en Jeruzalem hadden dat getuigenis van Johannes de Doper beslist wel nodig, maar er waren helaas velen (m.n. dus onder de Farizeeën en Schriftgeleerden) die dat getuigenis van Johannes niet aanvaardden. Maar onze Heer wees hen op het getuigenis van Johannes en Hij zei daarbij ‘dat zeg Ik om jullie te redden‘ (Zie Johannes 5 vers 34).

(1) We moeten hierbij zeker bedenken dat (ook) de profeet Johannes de Doper op een heel bijzondere manier was ‘voor-aangekondigd’ en aangewezen door God en dat was zelfs al gebeurd voor zijn geboorte. Dat verhaal was in Jeruzalem niet onbekend. Zeker niet onder de priesters en Farizeeën en Schriftgeleerden daar!
(2) En Paulus heeft het later niet anders gedaan (dan Daniel) in zijn spreken met en tegenover de overheden. Eén keer valt hij uit tegen de hogepriester, die met het hele sanhedrin was gekomen om Paulus bij de Romeinse tribuun (vals) te beschuldigen en iemand naast hem de opdracht gaf om Paulus op de mond te slaan, maar dan biedt Paulus (en niet de hogepriester) zijn excuses aan.

Bron citaten: De Waarheidsvriend (blog) – ‘Prediking is deelnemen in het getuigenis dat Jezus het Licht is – Duister is dichtbij’ – door ds. J.A.W. Verhoeven.

Jullie hebben boden naar Johannes gestuurd en hij heeft een betrouwbaar getuigenis afgelegd. Niet dat ik het getuigenis van een mens nodig heb, maar ik zeg dit om jullie te redden.‘ (Uit Johannes 5 uit de verzen 30-47 de verzen 33-34)

Bron afbeelding: The King James Bible Version

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie