Hoe spreekt Hij nú met ons?

En het Woord werd vlees en woonde onder ons.’
(Uit Johannes 1 vers 14)

Geciteerd: Maar hoe spreekt Hij nu met ons? Ook op deze dag is de Doop en de prediking van Gods Woord niet mijn Doop en niet mijn Woord. Het is Góds Woord, en wanneer wij het zien en horen (‘ontvangen’), moeten we er aan denken dat God Zelf met ons handelt en spreekt. Je zou echter kunnen zeggen: Daar staat een arme – of ‘geestelijk rijke’ (1) – dienaar en hij deelt het Avondmaal uit. Ja, als je het zó bekijkt, dan ben je geen christen. Want daar spreekt God, Hij spreekt en werkt en is daar Zelf tegenwoordig. Daarom heeft de betreffende prediker niet in eigen persoon (en op basis van eigen ‘kwaliteiten’) gepredikt, maar hij spreekt en predikt in de naam van God. Je moet dan altijd weer zeggen (2): Ik heb God Zelf zien dopen en het Avondmaal zien uitdelen, en het Woord horen prediken.
Maar hoe kunnen we de mensen inprenten dat ze God Zelf zien en horen prediken? Wij geloven dat God Zich over ons ontfermt en door mensen tot ons spreekt. Wat hindert het dat Hij niet in Zijn majesteit tot ons spreekt (3) of Zich in heerlijkheid aan ons openbaart? Ja, als ik Hem nu toch eens op een bijzondere manier in Zijn majesteit en heerlijkheid zou kunnen zien en horen!
Het is je (blijkbaar) onmogelijk om je ogen naar de hemel op te heffen. Daarom schijnt de Doop je ook gering te zijn, want het was/is maar een mens die hem bedient. Wij moeten echter leren en weten dat God niet met ons spreken wil op bijzondere manieren en/of in Zijn majesteit; ook wil Hij onze devotie (op zondagen of bij bijzondere gelegenheden en feestdagen) niet hebben, maar Hij zegt: Hoor Mij, Ik heb Mij vernederd en wil met jullie door Mijn Woord en Sacrament spreken (4).
[ Maarten Luther: Auslegung des dritten und vierten Kapitels Johannis (1538-1540), WA 47, 202 ff]

(1) ‘Zalig de armen van geest, want…’ (Matteüs 5 vers 3). Helaas zijn er gemeenten/kerken waar men in iemands Doop (als zuigeling/kind) onvoldoende grond vindt om zichzelf of iemand anders als (werkelijk) lidmaat van het lichaam van onze Heer te zien en hem of haar dan ook ‘in volle rechten’ als zuster of broeder in de Heer te aanvaarden (wat deelname aan het Avondmaal impliceert!). In zulke kerken worden dominees ‘heilsbemiddelaars’, die de mensen moeten helpen – door hún prediking en pastoraat’ – te ontdekken in hoeverre zij zich het heil (al) mogen ‘toe-eigenen’ en op basis van welke bij zichzelf waargenomen ‘kenmerken’ dat dient te gebeuren. Zulke gemeenten worden/zijn (onvermijdelijk!) ‘domineesgemeenten’ en omdat de meerderheid zich niet gedragen kan/mag als dankbare kinderen van God, is er een wettisch ‘sociaal-klimaat’ gecreëerd om de mensen (jong en oud) dan maar (voorlopig) op die manier te helpen om zich ‘te gedragen’ (in feite: te doen alsof!) …
(2) Een predikant/voorganger zal dat niet in de weg staan door daar een soort van ‘eigenmachtig optreden’ te vertonen.
(3) Zie hierbij 1 Korintiërs 2 : 1-5, 4 : 9-13, 11 ; 10-13, 13 : 3-4, Galaten 4 : 12-18 en 1 Tessalonicenzen 2 : 13.
(4) Zie Marcus 1 : 12, 9 : 7 en 2 Petrus 1 : 16-21.

Zie ook blogserie: ‘‘Deel krijgen aan de gemeenschap met Christus… (I)(II)(III)(IV) en (Slot)

Zie ook de blogserie: ‘Kom ga met ons en doe als wij’… (I) en (II) en (Extra)

Bron citaat: ‘Vertroost elkaar met deze woorden…’ – Meditatie van 19 december – Den Hertog uitgeverij (2022)

Zo zeker als de waarheid van Christus in mij is, dié roem zal ik mij nergens in Achaje laten ontnemen. En waarom niet? Omdat ik jullie niet lief zou hebben? God weet dat ik dat wel doe. Ik zal mijn werk op dezelfde manier blijven doen om die apostelen de kans te ontnemen met hun gewichtigdoenerij dezelfde roem* te oogsten als wij.‘ (Uit 2 Korintiërs 11 de verzen 10-12)
* Zie 2 Korintiërs 1 : 12-13 en 10 : 12-18.

Bron afbeelding: BibleWordings-com

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie