Deel krijgen aan de gemeenschap met Christus… (IV)

Ik ben blij dat ik nu voor jullie lijd en dat ik in mijn lichaam mag aanvullen wat er nog aan Christus’ lijden ontbreekt, ten behoeve van Zijn lichaam, de kerk.’ (Uit Kolossenzen 1 vers 24)

Geciteerd 1: In de gemeenschap van het gekruisigde en verheerlijkte lichaam van Jezus Christus nemen we deel aan het lijden en de verheerlijking van Christus. Het kruis van Christus ligt op het lichaam van de gemeente. Wat zij onder dit kruis lijdt, is Christuslijden. Het is allereerst het ondergaan van de kruisdood in de doop, het is voortaan het ‘dagelijks sterven’ van de christenen (1 Korintiërs 15 vers 31) in de kracht van de ontvangen/ondergane doop. Het is daarenboven nog een lijden met een onuitsprekelijke belofte: weliswaar heeft alleen Christus’ eigen lijden verzoenende kracht, Hij leed ‘voor ons’ en Hij overwon ‘voor ons’, maar in de kracht van Zijn lijden geeft Hij degenen die zich niet schamen voor de gemeenschap met Zijn lichaam, de onmetelijke genade nu ook ‘voor Hem’ te mogen lijden. Geen groter heerlijkheid kon Hij de Zijnen schenken, geen onbegrijpelijker waardigheid kan er voor de christen bestaan, dan dat hij/zij ‘voor Christus’ mag lijden.

Geciteerd 2: Er kan slechts voor Christus geleden worden, om der wille van Hem die alles ten bate van ons heeft gedaan! Dat is het wonder en de genade in de gemeenschap aan het lichaam van Christus (Filippenzen 1 vers 25, 2 vers 17; Romeinen 8 vers 35 vv; 1 Korintiërs 4 vers 10; 2 Korintiërs 4 vers 10, 5 vers 20, 13 vers 9).
Hoewel Jezus Christus al het verzoenende en plaatsvervangende lijden vervuld heeft, is Zijn lijden op deze aarde nog niet teneinde. Hij heeft in Zijn genade voor deze laatste tijd tot Zijn wederkomst Zijn gemeente een rest van lijden overgelaten, die nog vervuld moet worden (Kolossenzen 1 vers 24). Dit lijden mag het lichaam van Christus, de kerk, ten goede komen. Of wij daarbij mogen denken, dat ook dit lijden van christenen een zonde wegnemende kracht heeft (vgl. 1 Petrus 4 vers 1) blijft onzeker. Maar het is duidelijk, dat degene die lijdt in de kracht van het lichaam van Christus, plaatsvervangend ‘voor’ de gemeente, voor het lichaam van Jezus lijdt; dat hij/zij mag dragen wat anderen bespaard blijft.

Geciteerd 3: Zalig die door God waardig wordt gekeurd, voor het lichaam van Christus te lijden. Zulk lijden is vreugde (Kolossenzen 1 vers 24, Filippenzen 2 vers 17, 1 Petrus 3 vers 14). In zulk lijden mag de gelovige zich roemen, dat het sterven en de littekens van Christus aan het lichaam gedragen worden (2 Korintiërs 4 vers 10, Galaten 6 vers 17). Nu mag de gelovige daartoe dienen, ‘dat Christus zal worden grootgemaakt, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood’ (Filippenzen 1 vers 20). Zulk plaatsvervangend doen en lijden van de leden aan het lichaam van Christus is zelf het leven van Christus, die in Zijn leden gestalte wil verkrijgen (Galaten 4 vers 19). In dit alles staan wij in de gemeenschap van de eerste discipelen en (vroegere en huidige) volgelingen van Jezus.

(Wordt vervolgd!)

Zie ook: ‘Deel krijgen aan de gemeenschap met Christus… (I)(II), (III) en  (IV).

Bron citaat: ‘Navolging’ – Uit hoofdstuk: ‘Het lichaam van Christus’ – Dietrich Bonhoeffer – Ten Have, vijfde druk (2012)

Wij dragen te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam om, opdat ook het leven van Jezus zich in ons leven openbare. Want voortdurend worden wij, die leven, aan de dood overgeleverd, om Jezus’ wil, opdat ook het leven van Jezus zich in ons sterfelijk vlees openbare. Zo werkt dan de dood in ons, doch het leven in u/jullie.’ (Uit 2 Korintiërs 4 de verzen 10-12; vgl. 1 de verzen 5-7 en 13 vers 9; Filippenzen 2 vers 17).

Bron afbeelding: SlideShare

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie