‘Want ik zal de hemel zien, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren die U bereidde.’ (Uit Psalm 8 vers 4)
Geciteerd: Nu is de zon een prachtig helder licht. Zó helder, dat geen mens in de heldere zon kan kijken zonder verblind te worden, hoe scherp iemands ogen ook zijn. Wat zal er dan van ons worden als de zon nog zevenmaal helderder zal schijnen dan nu, zoals Jesaja in hoofdstuk 30 (vers 26) zegt? Daar zullen ook heldere en scherpe ogen bij horen, die dat zonlicht zullen kunnen uitstaan en verdragen. Wanneer Adam in zijn onschuld was gebleven waarin hij geschapen was, dan zou hij zulke heldere en scherpe ogen hebben gehad dat hij net als een adelaar recht in de zon zou kunnen kijken.
Maar door de zonde en val van de mens in het paradijs zijn we aan lichaam, ziel, ogen, oren in alles zo verzwakt, vergiftigd en verdorven, dat ook ons gezicht niet voor een honderdste deel zo scherp is, als Adams gezicht is geweest voor de val.
[ Maarten Luther: Predigten des Jahres 1537, WA 45, 229 ff]
Opgemerkt 1: Wordt Adam hier niet meer verheven, als ‘natuurlijke mens’, dan wat Gods Woord over hem leert? Was de zonde van Adam&Eva niet wantrouwen aan Gods Woord, dus ongeloof! En zij waren toch mensen in een goede conditie en in een goede schepping, die geen enkele reden hadden om God te wantrouwen en Hem iets kwaads (een onwaarheid/leugen) toe te dichten. Zij wilden echter (desondanks) toch geloof hechten aan de leugen die de satan hen voorhield. Het was niet de (geestelijke) superioriteit of de genialiteit van Adam(&Eva), die hen had kunnen of moeten bewaren voor dat ongeloof aan Gods Woord, want dan hadden Adam&Eva als God geweest moeten zijn, dat is: Hem kennen in Zijn Liefde en Wijsheid. (1) In het paradijs hadden zij (net als wij nu ook nog weer) ‘heel gewoon’ (toch?!) al hun vertrouwen zullen geven aan God, hun Schepper, en de slang (een schepsel!), die hen dat eenvoudige vertrouwen af wilde nemen, verontwaardigd* de paradijspoort zullen wijzen.
Opgemerkt 2: Wanneer Adam&Eva er al – op eigen kracht – niet in slaagden God te blijven vertrouwen op Zijn Woord in een goede schepping en in een door God voor hen aangelegde paradijstuin, hoe zal dan hun nageslacht daar wel in slagen, in een schepping die door God aan verval en zinloosheid werd overgegeven en waarin de boze tekeer gaat als een brullende leeuw?
Opgemerkt 3: Het moet ons toch duidelijk zijn dat er daarom onmogelijk nog iets goeds van de mens zelf verwacht kan worden. De mensengeschiedenis heeft dat inmiddels al op vele manieren aangetoond. En dat horen we toch ook in wat Paulus ons voorhoudt met zijn woorden in Romeinen 7 : 24-25 en in 1 Korintiërs 15 : 35-58. Wat wij mensen aan geloof (Godsvertrouwen) opbrengen en wat wij uit liefde aan (werkelijk) goede werken doen, dat is altijd weer helemaal te zien en te belijden als een geschenk van Gods kant. Dat mag de gelovige kinderen van God wel heel bescheiden en nederig maken (naar God en naar al onze medemensen, wie zij ook zijn!): Wij gelovigen leven van de geef!
Abel was zo’n nederig mens en offeraar, want hij vond genade bij God (2), maar Kaïn kon dat niet verkroppen (3), ondanks dat God hem erop wees hoe hij daar mee om moest gaan…
(1) Zoals Hij Zich aan ons in Zijn Liefde en Wijsheid geopenbaard heeft in en door Zijn Zoon onze Heer Jezus Christus en die wij mogen kennen door het getuigenis van de apostelen en de kracht van de heilige Geest. (Zie hierbij 1 Korintiërs 2 : 6-16)
(2) Wij hoeven niets in en bij onszelf te zoeken, maar we zullen wel zoeken en vinden bij Hem.
(3) Laten de gelovigen toch niet/geen verwachting hebben van ‘krachtmensen’ en of ‘grote’ mannen of vrouwen.
* Adam&Eva zouden als kinderen ‘wandelend met hun God’ onderwezen worden over hun taak in deze wereld. Ze hadden dan ook als kinderen – niet als wijze, volleerde volwassenen (!) – met verontwaardiging zullen (in feite: niet anders kunnen) reageren op de verdachtmakingen van satan. Net zoals (jonge) kinderen doen, wanneer ze iemand kwaad horen spreken over hun vader of moeder, van wie ze toch alleen maar goeds ondervonden hebben. We horen later toch ook nog niet zomaar van een Henoch die wandelde met God en die door God werd opgenomen – Zie Genesis 5 : 21-24. Dat is ook voor ons opgeschreven.
Bron citaat: ‘Vertroost elkaar met deze woorden…’ – Mediatie van 4 december – Den Hertog uitgeverij (2022)
‘Wie op de akker van zijn zondige natuur zaait oogst de dood, maar wie op de akker van de Geest zaait oogst het eeuwige leven. Laten we daarom het goede doen (naar en voor elkaar), zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. Laten we dus in de tijd die ons nog rest, voor iedereen het goede doen, vooral voor onze geloofsgenoten.’ (Uit Galaten 6 de veren 8-10)
Bron afbeelding: Today’s Verse (Emmanuel Baptist Church)