‘En jullie zullen ook getuigen, want jullie zijn van het begin* af bij Mij geweest.‘
(Uit Johannes 15 vers 17)
Geciteerd 1: Waarmee troost de Heilige Geest? ‘Die zal van Mij getuigen‘ (vers 26), zegt de Heere. Alsof Hij wilde zeggen: Mijn lieve kind, men verschrikt, beangst, verbrandt en doodt je; dát moet je verwachten (1); iets anders zal er niet van komen. Daarentegen zal echter de Heilige Geest een Getuige zijn, Die je opwekt en maakt dat je aan Mij denkt (2). Hij zal je geen duizend Joachimsdaalders [zilveren guldens] geven, zoals de wereld doet. Maar Hij zal van Mij getuigen, opdat je kunt zeggen: Wanneer nu alles verloren is (of me ontbreekt), vrouw en kind, huis en hof, bezit en eer, en nu (eerder) te verwachten is dat lichaam en leven er ook aan moeten, dan leeft toch Hij daarboven Die heet Jezus Christus.
Hij is omwille van Mij Mens geworden; is voor mij gestorven en opgestaan en opgevaren naar de hemel, zoals ik dagelijks in mijn geloofsartikelen bid (3). Is dat waar? Waarvoor zal ik dan nog vrezen. Werkelijk, Die voor mij de dood ingaat, Die zal mijn vijand niet zijn (4). Hij zal getrouw het beste met mij voorhebben! Heeft Hij mij zó onuitsprekelijk lief? Dan heb ik toch geen reden om voor Hem te vrezen of om iets kwaads van Hem te verwachten? Dát betekent het wat Christus zegt: ‘Hij zal van Mij getuigen’. Want op dit getuigenis berust alle troost. Daarom moet je de woordjes VAN MIJ met grote letters schrijven en met aandacht opmerken.
[Maarten Luther: Predigten des jahres 1534, Hauspostille 1544, WA 52, 305 ff]
* De apostel Paulus werd als getuige aan hen toegevoegd als een ‘ontijdig geborene’ en daarmee toonde onze Heer dat Zijn Heilige Geest machtig genoeg is om ook op die manier nog een apostel te verwekken en aan de door Hem uitgekozen discipelen/apostelen toe te voegen. Hij is door hen ook als zodanig erkend en aanvaard.
(1) Op grond van het getuigenis van de apostelen, dat Ik hen liet én laat verkondigen.
(2) Tenminste, wanneer je de daartoe gegeven middelen trouw en vlijtig gebruikt en daarin blijft volharden.
(3) ‘Zonder twijfel houden velen het ervoor, dat zij alles al ontvangen hebben als ze hun ellende kennen – ja, als het alleen over het verstand ging: ik weet dat ik een kind van de duivel ben. Maar daar hoort nog veel meer bij (en dat zullen we ook onze kinderen niet ontzeggen en onthouden! – AJ), want u ziet hoe afvallig zij worden die veel spreken en schrijven over hun zonde. Ons leven lang hebben wij nodig deze stukken te leren, want een christen is die mens, die in de eerste plaats zichzelf kent [door het gebod], in de tweede plaats zich aan Christus houdt [door het geloof], en in de derde plaats goede werken doet [door de liefde]. Welke werken dat zijn, leren de Tien geboden (met daarbij de uitleg en toepassing van onze Heer! – AJ). Wat daartoe nodig is te bidden, leert het Onze Vader. Dat zijn de drie stukken die een mens tot christen maken.’
De volgorde die Luther hier noemt, komt dus geheel overeen met de hoofdlijn van de Heidelbergse Catechismus: Gebod, Geloof, Gebod en Gebed. Opmerkelijk is dat Luther hier de Tien geboden (gebod) en het Onze Vader (gebed), net als de Heidelberger samenvoegt.
NB. Maar we kunnen/zullen aan dit onderwijs niet beginnen zonder het (gezamenlijk en persoonlijk!) belijden van de troost van Zondag 1, zoals heel Christus gedoopte gemeente zich door door doop en geloof eigendom mag weten van Hem!
[Uit het voorwoord van ‘Maarten Luther – Mijn enige troost – 365 dagen met de Heidelbergse Catechismus – Den Hertog, Houten 2015]
(4) Johannes 15 : 13-15.
Bron citaat: ‘Vertroost elkaar met deze woorden…’ – Meditatie 14 november – Den Hertog uitgeverij (2022)
‘Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden. Jullie zijn Mijn vrienden, indien jullie doen, wat Ik jullie gebied. Ik noem jullie niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar jullie heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, jullie heb bekend gemaakt.‘ (uit Johannes 13 de verzen 13-15)
Bron afbeelding: Pinterest