‘Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?‘
(Uit Maleachi 2 vers 10a)
Geciteerd 1: (…) Opvallend ook: Althusius claimt nergens dat hij met iets nieuws komt! Het is voor hem volstrekt vanzelfsprekend: politieke macht is niet gebaseerd op een of andere absurdistische goddelijke beschikking maar op een contract of verbond tussen het volk en een machthebber. Daarin wordt afgesproken dat een machthebber (en de burgers) zich aan de gezamenlijk afgesproken wetten (regels) zullen houden. Zo niet, dan wordt hij (zij) de laan uitgestuurd (de burgers de laan uitsturen ligt lastiger, maar het gebeurd op grote schaal door machthebbers – AJ)*. Zo hadden de Nederlanders het gedaan met hun Plakkaat van Verlatinghe in 1581, en zo hoort het ook. Een koning moet niet menen een soort grillige, oud-oosterse, absolute god te zijn.
* Zelfs onze Heer werd ‘de laan uitgestuurd’!
Waarom is dit niet nieuw? Het woord contract bestaat in veel talen en met nogal wat synoniemen: berith (Hebreeuws), diatheke (Grieks), pactum en foedus (Latijn), covenant, compact, agreement, pact, contract (Engels), VERBOND, afspraak, verdrag, genootschap (Nederlands), pacte, contrat, alliance (Frans). Nu wil het geval dat bij vrijwel alle auteurs deze termen door elkaar heen gebruikt worden. Althusius, maar ook Hobbes, Locke en Rousseau gebruiken de termen lustig door elkaar. Dat betekent ook dat men royaal put uit een breed, oud en diep reservoir, en daarvoor hoeven we niet ver te zoeken: het Bijbelse denken, zoals dat in het christendom in het Westen bekend was geworden. Daarin is ‘verbond’ een centrale term. (…) Het centrale middel om een gemeenschap te creëren is een contract, of zoals men het ook wel noemt, een ‘verbond’.
Verbond betekent: instemmen met een serie rechten én plichten. In een gemeenschap waar je toetreedt, is er geen ‘free lunch’, nee, je zet je in voor het geheel, je houdt je aan de met elkaar afgesproken regels, ook de machthebber, ook de staat: een rechtsstaat! En ten derde: in zo’n ‘bottom up’-gemeenschap doet iedereen mee, maar wordt ook voor iedereen gezorgd, je hoort erbij. Verbondenheid, solidariteit, door dik en dun.
Geciteerd 2: Hoe het ook zij, de vraag ‘Hebben wij niet allen één Vader?’ is gesteld en raakt ook ons. Het gaat hier om een van de weinige, zeer belangrijke vraag van alle tijden. ‘Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet God ons geschapen? Waarom handelen wij dan trouweloos tegen elkaar en ontheiligen wij het Verbond, dat met onze vaderen (voorgeslacht) is gemaakt?‘ (Maleachi 2 vers 10). Dat is de vraag die ook ons vandaag op de lippen brandt, als de vraag naar de eenheid van het menselijk geslacht.
Door deze vraag te stellen beantwoordt de Bode haar bevestigend. Ja, de hele mensheid heeft één God en Vader, die de almachtige Schepper van de hemel en van de aarde is. Dit Woord van de éne God moesten wij in alle Godshuizen en hogere en lagere scholen en in alle huis- en kinderkamers leren spellen. (…) Wij weten (nog) niet allemaal dát God onze Vader is. En helemaal weten wij niet allen dat het door Jezus Christus de Zoon is, dat wij allen één Vader hebben. En velen in deze wereld weten eigenlijk niets meer of nog niets (weer) van God af. Maar – of we het nu weten of niet, of dat wij het maar half weten, dat veranderd niets aan het feit, dát wij allen één Vader hebben.
Maar wij, die Die éne Vader zelfs ook door de Zoon kennen, liefhebben en eerbied bewijzen mogen, wij christenen hebben meer kans dit geloof te verloochenen dan heidenen ooit gegeven is. Wanneer een christen het enige Vaderschap van God loochent, dan gebeurd dat tegen beter weten in. En juist doordat wij het enige Vaderschap van God afvallig loochenen, zijn wellicht die onoverkomelijke scheidsmuren opgetrokken tussen Roomse- en Griek-Katholiek, tussen Rooms en Protestant. Daar zit de splijtzwam, de splijtzwam van de bijzondere schuld als christenen. Ja, midden in een en dezelfde christelijke gemeente vindt men de ‘richtingen’, die vreemder kunnen staan tegenover elkaar dan tegenover dan ‘heidenen’ (mensen – nog – zonder het Evangelie).
Dit geloof aan de ‘ene ondeelbare wereld’ kan men een mooi (en verheven) idee (ideaal) noemen. Maar het is veel meer dan dat, het gaat hier om de (heils)feiten en om de werkelijkheid. Nu is weliswaar de plaats, die deze eenheid van de aarde garandeert, niet in de eerste plaats op de aarde zelf te zoeken. Deze plaats is in de hemel. In de hemel ligt de garantie voor de eenheid van het menselijke geslacht.
(Wordt vervolgd!)
Leestips: Handelingen 17 : 22-34 en Psalm 50.
Zie ook deze blogs: ‘Over Verbond en sociaal contract… (vervolg)‘ en ‘Over Verbond en huwelijk…(I)‘ en (II)
Bron citaat/citaten 1: ND Opinie & Columns – ‘Een ‘nieuw sociaal contract’? Pieter Omtzigt doelt op een heel oude, christelijke traditie’ – door Govert Buijs
Bron citaat/citaten 2: ‘De zeven gesprekken van Maleachi’ – door Walter Lüthi (1) – T. Wever, Franeker
(1) Walter Lüthi (1901-1982) was een Zwitsers zielzorger en predikant.
‘De God Die de wereld heeft gemaakt en alles wat er leeft , Hij Die hemel en aarde bestuurt, woont niet in door mensenhanden vervaardigde tempels (Godshuizen). Hij laat Zich ook niet bedienen door mensenhanden alsof er nog iets is dat Hij nodig heeft, Hij Die Zelf aan iedereen (en alle schepselen) het leven en adem en al het andere schenkt. Uit één mens heeft Hij de hele mensheid gemaakt, die Hij over de hele aarde heeft verspreid…’ (…) ‘God slaat geen acht op de tijden dat men Hem niet (meer!) kende, maar roept nu overal de mensen op een nieuw leven te beginnen (zich te bekeren)…‘ (Uit Handelingen 17 vers 30).
Bron afbeelding: Bible Answer Man (Facebook)