Spreken over Verbond en huwelijk… (II)

Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen we dan trouweloos tegen elkaar en ontheiligen wij het Verbond, dat met onze vaderen is gemaakt?‘ (…) ‘En dit is het tweede dat jullie doen: Jullie bedekken het altaar van de HERE met tranen, met geween en gezucht, omdat Hij Zich niet meer wendt tot de offergave, noch iets met welgevallen uit jullie handen aanneemt.’ Vragen jullie: Waarom? – Daarom, dat de HERE getuige geweest is tussen u en de huisvrouw/’huisman’ van uw jeugd, tegen wie ge trouwbreuk hebt gepleegd, terwijl zij/hij toch uw levensgezel is geweest en de vrouw/man met wie ge een verbond zijt aangegaan.’ (Uit Maleachi 2 de verzen 10 en 13-14)

Geciteerd: En nu nog enkele overwegingen van meer pastorale aard: hoe komt het toch dat de Bode uit alle mogelijke manieren waarop mensen met elkaar een gemeenschap kunnen vormen (volksgemeenschap, werkgemeenschap, nabuurschap, vriendschap) alleen en nu juist de huwelijksgemeenschap in die bijna ondragelijke en bijna beangstigende nabijheid van het eeuwige Verbond van God plaatst? Waarom doet hij dat met het huwelijk? Ja, eigenlijk is hij het niet, die dat doet, maar God. Lees er de allereerste bladzijden van de Bijbel maar op na.

De volgende overweging kan ons, zo al niet alles verklaren, dan toch enigszins van dienst zijn: Hoe verder wij mensen van elkaar af wonen, des te minder mogelijkheid heeft de zonde om haar scheiding-brengende werking te doen. En omgekeerd, hoe dichter wij mensen bij elkaar komen, des te meer vernielende werking krijgt de zonde. Ja, de vernielende werking van de zonde neemt toe in dezelfde verhouding, waarin wij mensen dichter bij elkaar komen. We naderen nu elkaar nergens dichter dan in de huwelijksgemeenschap. Aangezien in een beperkte ruimte de dingen tegen elkaar botsen en wij in het huwelijk nu eenmaal zeer dicht bij elkaar zijn, is hier de explosieve kracht van de zonde ook het grootst. Daarom is het huwelijk in een heel bijzondere zin de plaats van tweespalt en bederf, en eveneens in het bijzonder een plaats van de dood.

Over vaderschap en moederschap hangt van het begin af de schaduw van de sterfelijkheid en van de dood. Dientengevolge is het een pijnlijk onderwerp dat we aansnijden, zo dikwijls als we over het huwelijk spreken. Dan treden we als het ware een hospitaal binnen, ja verkeren wij op een slagveld vol lijdenden en gewonden. En het is maar niet, nu ja, een slagveld, maar het huwelijk is, zij het ook in het verborgene, het bloedigste strijdtoneel van het menselijke geslacht.

En nu hebben wij gehoord, dat God juist aan deze plaats der verwonding, aan dit bloedige en onzalige oord, niet alleen aandacht schenkt, maar dat Hij het Zijn buitengewone zorg en bescherming waardig keurt. Ja, we kunnen hier niet, zonder gevaar te lopen dat wij een nietszeggende cliché-uitdrukking gebruiken, met het volste recht zeggen: ‘Als de nood het hoogste is, is de redding nabij.’ Daarom spreekt de Bode van het huwelijk als van een verbond. Daarom spreekt Paulus van het huwelijk als van een verborgenheid tussen Christus en Zijn gemeente. Daarom betreedt Christus als het ware dit slagveld als de Heer en Heiland van het huwelijk.

Zoals Christus het Hoofd van de gemeente is, zo is Hij, boven de man, het Hoofd van het gezin. Omdat het huwelijk in bijzondere zin een zee van bloed en tranen is, daarom is hier de geneesheer en barmhartige Samaritaan in bijzondere zin tegenwoordig als Heer, ook over de huwelijksnood. Laat toch ieder dit horen, die deze nood kent, en, wie kent hem niet. Wie kan hier ergens anders staan dan in de sfeer der vergeving, wie kan hier anders leven dan uit het feit van Pasen?

Jullie, die in het huwelijk begraven zijn, jullie, die in het huwelijk gevangen zijn, jullie, die aan het huwelijk te gronde zijn gegaan, jullie, die in het huwelijk gevallen zijn, en jullie, voor wie het huwelijk hierom een pijnlijke geschiedenis is, omdat het voor jou niet weggelegd was een huwelijk te sluiten, en vooral jullie die gescheiden zijn, die niet maar als geamputeerden, maar als gehalveerden moet verder leven – hoor het toch: Christus is in heel bijzondere zin de Heer en Geneesheer van het huwelijk. Deze verborgenheid is groot.

Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen we dan trouweloos tegen elkaar en ontheiligen wij het Verbond dat met ons voorgeslacht is gemaakt.‘ Hebben wij niet allen één vader, op beide wereldhelften en in beide huwelijkshelften? Eén Vader, in de éne Zoon?

Zie ook: ‘Spreken over Verbond en huwelijk… (I)‘ en ‘Over Verbond en sociaal contract…

Bron citaten: ‘De zeven gesprekken van Maleachi’ – door Walter Lüthi (1) – T. Wever, Franeker

(1) Walter Lüthi (1901-1982) was een Zwitsers zielzorger en predikant.

En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt. Laat in uw hart de vrede van Christus heersen, want daartoe bent u geroepen als de leden van één lichaam. Wees ook dankbaar.‘ (Uit Kolossenzen 3 vers 14)

Bron afbeelding: Do Not Depart

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie