Spreken over Verbond en huwelijk… (I)

Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen we dan trouweloos tegen elkaar en ontheiligen wij het Verbond, dat met onze vaderen is gemaakt?‘ (…) ‘En dit is het tweede dat jullie doen: Jullie bedekken het altaar van de HERE met tranen, met geween en gezucht, omdat Hij Zich niet meer wendt tot de offergave, noch iets met welgevallen uit jullie handen aanneemt.’ Vragen jullie: Waarom? – Daarom, dat de HERE getuige geweest is tussen u en de huisvrouw/’huisman’ van uw jeugd, tegen wie ge trouwbreuk hebt gepleegd, terwijl zij/hij toch uw levensgezel is geweest en de vrouw/man met wie ge een verbond zijt aangegaan.’ (Uit Maleachi 2 de verzen 10 en 13-14)

Geciteerd: In de tijd van Malaechi zijn er niet alleen gemengde huwelijken onder de kinderen van Gods volk, maar is er ook sprake van veel echtbreuk en echtscheiding. Maar over deze dubbele zonde spreken en klagen de priesters niet, maar de Bode heeft een boodschap en het is niet aan zijn believen of gevoelen overgelaten of hij haar brengen wil: ‘Niemand plege trouwbreuk jegens de huisvrouw/’huisman’ van zijn/haar jeugd‘ (2 vers 15). Hebben zij de goede dagen gedeeld, dan zullen ze ook de moeilijke dagen delen met elkaar. ‘Daarom, dat de HERE getuige is geweest tussen u en de huisvrouw/’huisman’ van uw jeugd, tegen wie gij trouwbreuk hebt gepleegd‘ (2 vers 14), omdat het hier niet in orde is met het volk en omdat de priesters over het gemengde huwelijk met heidense vrouwen en over echtbreuk en echtscheiding zwijgen, is het altaar zo leeggebrand en zijn alle bronnen van vernieuwing gestopt; daarom helpt al dat gezucht en geween en al dat bidden niets, als niet dáár de bekering begint, ‘want ik haat de echtscheiding, zegt de HERE, de God van Israël‘ (2 vers 16).
(NB. Zie ook 1 Petrus 3 vers 7: opdat jullie gebeden niet belemmerd worden.)

Maar de schade is nog groter. De Bode ziet in dit gedrag ten aanzien van het huwelijk zelfs ook een dubbele trouwbreuk. Hij ziet het huwelijksverbond heel dicht liggen tegen dat andere Verbond, waarvan sprake was in het begin van dit gesprek (2 vers 10) Wie trouwbreuk pleegt tegen de echtvriendin/echtvriend, doet dat tegenover een mens. Maar de Bode ziet verder en stelt vast, dat men dan ook jegens God trouwbreuk heeft gepleegd. Hij noemt hier de vrouw/man ‘uw metgezel en de vrouw/man, met wie ge een verbond zijt aangegaan‘ (2 vers 14). Daarmee staan we echter voor een mysterie. Zoals God de verhouding tussen Zich en Zijn gemeente, Zijn eeuwig Verbond, een huwelijk noemt, zo noemt de Bode hier nu omgekeerd, van het huwelijk uit gezien, de verhouding tussen man en vrouw, het huwelijk, een verbond.

Men moet de volle betekenis van dit woord peilen, vooral nu het in dit verband met het eeuwige Verbond van God genoemd wordt, wat hier in dit verdere gesprek zo duidelijk het geval is. Precies hetzelfde woord (in het Hebreeuws ‘Berit’), dat de bode aan het begin van het gesprek bezigt voor de aanduiding van het eeuwige Verbond van God, gebruikt hij tegen het eind van hetzelfde gesprek voor de verhouding tussen een getrouwde man en zijn vrouw. Dit verbond is niet maar een verdrag, dat men sluiten of opzeggen kan, niet maar een verbintenis tussen twee mensen, die elkaar de hand reiken, doch een verbond dat God geschapen heeft en dat Hij aanbiedt, in deze zin een eeuwig verbond. ‘Zij/hij toch is uw metgezel en de vrouw/man, met wie ge een verbond zijt aangegaan‘, dat wil niets anders zeggen, dan dat het huwelijk onverbreekbaar is. Het is als een ritssluiting, die naar boven gesloten word en waarvan het lipje om haar dicht te trekken, als het eenmaal bovenaan zit, ons te hoog hangt, zodat we er niet bij kunnen komen om de sluiting weer te openen.

Daarom ‘Ik haat de echtscheiding, zegt de HERE‘ (2 vers 16), omdat de echtscheiding een verbond schendt. Evengoed als het Verbond van God met ons mensen onverbreekbaar is, even goed is dit ook zo met het huwelijksverbond tussen twee gelovige mensen.

Het huwelijk is een verbond. In dezelfde lijn spreekt ook Christus, als Hij zegt: ‘Hebt gij niet gelezen, dat de Schepper van den beginne één man en één vrouw gemaakt heeft? Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen één vlees zijn. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, dat scheide de mens niet.‘ (Matteüs 19 : 4-6). En wanneer dan ook direct hierna het woord over de scheidbrief staat, die Mozes toegelaten heeft, dan is toch Christus’ bedoeling duidelijk uitgesproken door de opmerking: ‘Van den beginne is het alzo niet geweest‘ (Matteüs 19 vers 18). Het is dezelfde God, Die bij Maleachi de echtscheiding haat, en Die zegt: ‘Hetgeen dan God samengevoegd heeft, scheide de mens niet.‘ En eveneens op dezelfde lijn ligt wat Paulus aan de Efeziers schrijft in hoofdstuk 5. Waar Paulus, zoals in dit hoofdstuk, het heeft over de verhouding tussen man en vrouw, daar spreekt hij niet maar van een natuurlijk iets of van een rechtsbegrip, maar van een mysterie. Paulus zegt hier van het huwelijk: ‘Deze verborgenheid is groot, maar ik zeg dit, ziende op Christus en op de gemeente.’ (Efeziërs 5 vers 32).

Zie ook (vervolg): ‘Spreken over Verbond en huwelijk… (II)‘ en ‘Over Verbond en sociaal contract…

Bron citaten: ‘De zeven gesprekken van Maleachi’ – door Walter Lüthi (1) – T. Wever, Franeker

(1) Walter Lüthi (1901-1982) was een Zwitsers zielzorger en predikant

Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Waarom handelen we dan trouweloos tegen elkaar en ontheiligen wij het Verbond, dat met onze vaderen is gemaakt?‘ (Uit Maleachi 2 vers 10)

Bron afbeelding: Talk To The Word

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie