Hoe mensen (en opvattingen/conclusies) ‘fundamenteel’ kunnen verschillen…

Als Gods medewerkers sporen wij jullie aan (gedoopte Korintiërs): Laat Gods goedheid die Hij jullie bewijst niet tevergeefs zijn. God zegt: “Wanneer de tijd daarvoor gekomen is, luister ik naar je, op de dag van je redding help ik je.” Nu is de tijd daarvoor gekomen, nu is de dag van je redding.‘ (Uit 2 Korintiërs 6 de verzen 1-2)

Geciteerd 1: Anne: Ik ben zeven jaar geleden krachtig door God aangeraakt. Ik heb echt de wedergeboorte ervaren, want vanaf dat moment is mijn leven 180 graden gedraaid. Jarenlang ging alles zijn gangetje. We gingen als gezin elke zondag naar de kerk Gereformeerde Kerk vrijgemaakt waar ik in opgegroeid ben en waar ik organist was. Maar ondertussen was ik op mezelf gericht, ik wilde controle hebben over mijn huwelijk, kinderen, de financiën.

Opgemerkt 1: Zelf ben ik niet zodanig ‘krachtdadig door God aangeraakt’ dat ik daar mijn geloof en/of wedergeboorte op zou willen of kunnen funderen en m’n wedergeboorte heb ik zeker niet ervaren (net als mijn eerste geboorte gebeurde/gebeurd dat buiten ‘mijn weten’). Nooit heb ik kunnen zeggen van mijn/ons leven ‘dat alles zijn gangetje ging’. Al helemaal was dat niet het geval in huwelijk en gezin en familie en ook in de kerkelijke gemeenten waar wij lid waren was het geen regel, al waren er ook tijden van ‘verademing’! Nooit heb ik pogingen gedaan om controle te hebben over mijn huwelijk (echtgenote), de kinderen en/of de financiën. Het enige wat ik kan zeggen over mezelf dat is dat ik van jongs af aan een diep gelovige jongen ben geweest en ook altijd gebleven. Daarbij was ik heus een zondaar, maar geen ongelovige zondaar, ook geen leugenaar, die meent zichzelf te moeten redden en rechtvaardigen voor de mensen (of voor God, maar dat is voor een gelovig kind een onbestaanbaar iets, want daarmee kan je in je gebeden bij God niet mee aankomen en dan ook nog zegen verwachten?!)

Geciteerd 2: In de maanden voor mijn bekering hebben mijn vrouw en vrienden veel voor mij gebeden. Er gebeurde om ons heen van alles: vrienden lieten zich dopen, we hoorden van genezing van kanker, zwangerschappen die volgens medici niet konden en nog meer. Op dat ‘overdopen’ was ik heel kritisch, ik was fervent voorstander van de kinderdoop. Mijn leven veranderde toen we om de tafel zaten bij een ouder stel. Zij vroegen aan mij: wie is Jezus voor jou? Ik gaf een klassiek antwoord, zoals ik het altijd geleerd had: de Zoon van God.

Opgemerkt 2: ‘Fervent voorstander van de doop’? Wat we alleen maar kunnen doen is aanwijzen dat er in Gods Woord beslist genoeg vaste grond – ‘hemels fundament’! (1) – te vinden is voor het het dopen van kinderen en dat bij het dopen besprenkeling (2) niets afdoet aan de waarheid, die door Christus’ gemeente bij de Doop hardop – voor iedereen te horen – beleden wordt.
Laat ik er ook dit nog (weer) van zeggen: De Joden en heidenen die de Evangelieboodschap voor het eerst (!) te horen kregen, werden direct al opgeroepen om zich te laten dopen en dat mochten ze ook doen samen met allen die bij hun huis hoorden (en er misschien zelfs bij geroepen moesten worden om er aan mee te doen!). En pas later kregen die dopelingen het onderwijs van hun doop en dat onderwijs vinden we (m.n.) in 1 Korintiërs 1-3 en in Romeinen 6. De dopelingen konden zich later (hardop) afvragen: wat was nu toch (toen) de reden geweest dat ze aan Petrus of Paulus oproep gehoor hadden gegeven. Ze hadden geen overtuigende rede(s) van welbespraakte mensen (theologen/wijsgeren bijv.) aangehoord, eerder een verhaal van in feite nogal onbeduidende mensen, hoe kwam het dan toch dat ze aan die boodschap (toen) geloof hadden gehecht en zich lieten dopen en zich daarmee en daardoor inlijven bij een/de gemeente van Jezus Christus? Wel, ook daar kregen ze naderhand nog onderwijs over: het was namelijk volgens Góds plan en door Góds hand en op Góds tijd geweest, waardoor zij met het Evangelie in aanraking kwamen. En daar herinnert Paulus de Korintiërs nog maar weer eens aan in 2 Korintiërs 6 en spoort hen aan die redding van God niet tevergeefs te laten zijn/worden! En in de Hebreeënbrief vinden we een vergelijkbare aansporing (aansporingen!) van een (blijkbaar) voornamelijk uit Joodse leden bestaande gemeente (zie o.a. de woorden in Hebreeën 10 : 19-39).

Opgemerkt slot: Wij mogen alle leden van Christus’ gemeente, die als zuigeling gedoopt werden, ook voorhouden dat hún Doop door Gods (Vader)hand en op Zijn tijd hen geschonken is door het werk van de heilige Geest door de kerk- en wereldgeschiedenis heen en zij zullen hun zuigelingendoop door niemand in mindering laten brengen op de waarachtigheid van het/hun ‘kindschap Gods’.

(1) En dat is een heel wat vaster fundament dan wat wij allemaal anderen kunnen vertellen over wonderlijke ervaringen en gebeurtenissen in ons leven, want daar kan ondergetekende ook genoeg over verhalen om er indruk mee te (willen – maar dat moeten we niet willen! (3)) maken op anderen! Maar het levert ons geen vast fundament! Zie hierbij ook de vraag van onze Heer aan de Farizeeën over de doop van Johannes (Marcus 11 : 27-33).
(2) Zie Hebreeën 9 : 15-28 en dan m.n. ook de verzen 18-22.
(3) Zie 2 Korintiërs 12. *

* Lees meer over mensen met een ‘geweldig verhaal’:
‘Mijn boodschap’ die ik ga brengen in ‘mijn kerk’…
(L)Even in de bubbel van een goeroe…

Bron citaten: ND Kerk & geloof – ‘‘Ik was fervent voorstander van de kinderdoop.’ Anne en Daniël gaan in gesprek over hun geloof’ – door Ilona de Lange

Bron afbeelding: SlidePlayer

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie