‘Bespaar me het geluid van jullie liederen…‘
(Uit Amos 5 uit vers 23)
Opgemerkt 1: Vanochtend was in onze samenkomst/dienst het thema slavernij aan de orde (en daarbij werd gelezen uit Jesaja 58 en Amos 5 de verzen 21-24) en aan het slot van de dienst zongen wij ‘In de naam van de Vader’ (Opwekking 750) en daarin klinkt herhaald de strofe: ‘God maakt vrij’ en ook ‘Heel de wereld ziet het’.
Maar is dat werkelijk door heel de wereld (inclusief ‘onszelf’ en de engelen waarvan ook sprake is in het lied) aan en in onze gemeenten en kerken en aan ons gemeente-/kerkleden te zien dat God – ons/ons leven! – vrij maakt?
Laat ik hieronder twee punten noemen waardoor de vrijheid waarin het Evangelie (Gods Woord) ons zet, en als dat niet zo is ons alsnog zetten wil, helemaal nog niet zo duidelijk in het gemeentelijk en kerkelijk (samen)leven te zien is.
Punt 1: Het verplichten van gemeenteleden om ‘de tienden’ te laten afdragen aan de ‘gemeentelijke kas(sen)’, dus in handen te geven van de ‘kerkleiders’ ter plaatse. Of is het toch meer naar Gods Woord om de leden van de gemeente thuis (biddend om liefde en wijsheid!) in alle vrijheid te laten beslissen hoeveel (welk percentage) ze willen bijdragen aan de ‘gemeentelijke kas(sen)’ en hoeveel ze zullen bijdragen aan ander werk dat bijdraagt aan de verbreiding van het Evangelie (aan het zoeken van Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid). In die vrijheid mogen – nee, behoren! – (NT) Christenen te staan!
Punt 2: Het ‘optuigen’ van de samenkomsten/diensten van een gemeente, zoals tegenwoordig op veel plaatsen gebeurd, waardoor (bijvoorbeeld) het combo ons wekelijks kan vergasten op één of meer nieuwe (opwekkings)liederen, die zij zelf(s) dán al (direct) – het liefst uit volle borst – kunnen voorzingen. Is dat werkelijk iets waar God Zijn zegen aan wil verbinden, of ziet Hij toch liever dat een gemeente Zijn Woord niet alleen leert (na)spreken, maar ook (na)zingen en dat mee door het herhaald zingen van juist ook de Psalmen. Wanneer dat dan ook ‘kerkelijk breed’ blijft (of weer gaat) gebeuren, dán geef je daarmee de gemeente(n) – jongeren en ouderen! – een gezamenlijk gekende (en door velen goed te zingen) ‘erfenis’ mee uit Gods Woord en een heel aantal mensen van de gemeente bespaar je daarmee dan ook nog eens heel wat tijd en energie: niet alleen de leden van het combo, maar ook jong en oud – thuis of op school – van wie toch verwacht wordt dat ze die liederen mee kunnen/leren zingen. Tijd en energie en geld(!) waarvan gezegd kan worden dat ze ook (en beter) besteed kunnen worden aan (andere) zaken en activiteiten die bijdragen aan de opbouw en uitbouw van Gods koninkrijk en (dus) het heil van onze naasten – al was het bijv. maar omdat er dan meer tijd beschikbaar blijft voor het samenleven thuis (in huwelijk en gezin) en/of met (eenzame of zieke) broeders en zusters.
Aanvullend: We zingen ook wel opwekkingsliederen die God (en de engelen) ronduit beledigend* in de oren moeten klinken. We zingen dan met woorden die aangeven dat wij (als gemeente) helemaal klaar zijn voor een opwekking in ons land – we leggen daarvoor zelfs ‘alles aan Gods voeten neer’, als een Ananias en Saffira (Handelingen 5 : 1-11) – en vragen vrolijk zingend of de Geest maar weer wil gaan waaien in en door ons land… Blijkbaar neemt de dichter van zo’n lied en degenen die zo’n lied ook in de mond willen nemen aan dat God het prachtig vindt dat wij zondag aan zondag Hem onze liederen van ‘goede wille’ laten horen, ook al maken we er door-de-weeks niet of nauwelijks praktijk van… En blijkbaar zitten die dichters en zangers daar helemaal niet/nooit over in de rats, dat de gezongen woorden en door-de-weekse daden nauwelijks of (geheel) niet in overeenstemming zijn met elkaar…
>> Leestip: Jesaja 59
* Een voorbeeld van zo’n lied waarbij God opgeroepen wordt om (weer) aan het werk te gaan is ‘Bouw Uw koninkrijk‘ (Opwekking 769)
Bron afbeelding: SlideShare