Wat is het uitgangspunt van onze doop(praktijk)?

En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig ben je, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben jou dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. En Ik zeg je ook: jij bent Petrus, en op deze petra zal Ik Mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen.’ (Uit Matteüs 16 de verzen 17-18)

Opgemerkt 1: Het uitgangspunt van onze dooppraktijk ligt niet bij de oproep van Petrus op de eerste Pinksterdag tot zijn hoorders (Joodse broeders) om zijn woorden (zijn verkondiging) te geloven, zich te bekeren en zich te laten redden ‘uit dit verdorven mensengeslacht’ en dat mee door zich te laten dopen. Nee, dat uitgangspunt ligt (al) in Jezus roeping van Zijn discipelen, die later ‘het getuigenis van Jezus’, Gods Zoon, aan heel de wereld bekend zouden maken en die dat ook nu nóg altijd weer doen, namelijk overal waar het Evangelie verkondigd wordt en waar gedoopt wordt.

Opgemerkt 2: Wij lezen/horen dat toen Jezus zijn discipelen (die Hem zouden moesten vergezellen en volgen) uitkoos en tot Zich riep om Hem te volgen, dat zij allen daar onmiddellijk gehoor aan hebben gegeven en wel omdat Jezus’ roeping ‘onweerstaanbaar’ was. Wij horen/weten ook dat de discipelen toen nog een hele leerschool moesten doorlopen en dat hun door Jezus onderwijs groeiend geloof nog danig op de proef gesteld zou gaan worden. Het zou er zelfs nog van komen dat zij allemaal Hem in de steek zouden laten en zelfs ook Hem verloochenen. Maar onze Heer had hen al vooraf laten weten dat Hij voor hen – die de Vader Hem gegeven had – gebeden had en geen van hen verloren zou laten gaan.

Opgemerkt 3: Petrus, van wie onze Heer al bij zijn roeping had laten weten, dat Hij, op wat Petrus over Hem belijden zou, Zijn gemeente zou vestigen (zie Johannes 1 : 40-42 en Matteüs 16 : 15-20), die heeft, op een kritisch moment van Jezus optreden, inderdaad de goede belijdenis over onze Heer mogen afleggen, maar toen kreeg Hij wel direct te horen, dat die belijdenis van hem over niet door mensen van vlees en bloed was gewekt en ingegeven (dus door mensenliefde en mensenkracht en mensenwijsheid – en blijkbaar zelfs ook niet zondermeer door Jezus onderwijs en optreden!), maar dat Zijn Vader in de hemel het hem geopenbaard had.

Opgemerkt 4: En nu is het sinds het Pinksteren in Jeruzalem zó gesteld, dat overal waar dit Evangelie gehoord wordt en dus de goede belijdenis van Petrus ons verkondigd wordt, wij de waarheid horen over onze Redder en redding. Alle indertijd in Jeruzalem verzamelde hoorders, hoorden de waarheid verkondigd worden en iedereen mocht (behoorde!) die waarheid te aanvaarden en had zich toen direct al mogen laten dopen. Toch blijken er altijd weer mensen te zijn die zich tegen het werk van de heilige Geest verzetten, waardoor ze niet de hen verkondigde waarheid gelovig aannemen, maar liever de leugen(aar) geloven en dat om allerlei redenen.
Maar in de gemeente van Jezus Christus geloven wij de leugen(aar) niet en daarom belijden wij dat ook onze kinderen behoren gedoopt te worden/zijn. Zo zeker als overal waar het Evangelie verkondigd wordt en het hen als pasgeborene (en zelfs ook nog niet geborene en later bij het opgroeien) in de oren klinkt, zo zeker is het dan ook dat zij door Christus Zelf geroepen worden/zijn, en die roeping is nu beslist niet minder waar en waarachtig dan de roeping van de discipelen door onze Heer Zelf.

Opgemerkt 5: Maar wat moeten wij dan met het feit dat gedoopte kinderen later toch het geloof vaarwel blijken te kunnen zeggen? Dan moeten wij niet de waarheid van het ook aan hen verkondigde en bevestigde Evangelie in twijfel trekken en (dus) ook niet de waarachtigheid van hun doop, en (dus) ook geen oordeel uitspreken over hun eeuwig behoud, maar we zullen hen blijven voorhouden dat al Gods beloften in Jezus Christus ja en amen zijn en dat wijzelf ons dáár aan zullen houden en ook hem of haar dáár aan zullen blijven herinneren. Die ootmoed (geen oordeel uitspreken) en dat geloof past ons allemaal, en wel omdat onze God die bescheidenheid van ons verlangt omdat Hij ons bij monde van Jesaja heeft laten weten: ‘Mijn plannen zijn niet jullie plannen, en jullie wegen zijn niet mijn wegen – spreekt de HEER. Want zo hoog als de hemel is boven de aarde, zó ver gaan mijn wegen jullie wegen te boven, en Mijn plannen jullie plannen (lees deze woorden binnen het geheel van Jesaja 55!).

Opgemerkt 6: Maar, hen die nalatig worden en zich afwenden van het geloof, die zullen we beslist ook de zeer ernstige woorden uit Gods Woord voorhouden, zoals we die horen van onze Heer (o.a. in Johannes 3) en o.a. (en m.n.) ook in de Hebreeënbrief (zie Hebreeën 6 : 5-9 en 10 : 29-31 bijv.), maar dat toch altijd weer met wat hiervoor gezegd is over ons (beperkte menselijk) weten en oordelen in gedachten.

Opgemerkt 7: N.a.v. het lied ‘Doop’ (van Sela): ‘Uit het water van de doop, putten wij geloof en hoop, dat Gods trouw en liefde blijvend is.’
De woorden van dit lied geven ons toch niet genoeg ‘Bijbels houvast’! De doop is juist vanwege haar zichtbaarheid ons als een onweerlegbaar (!) teken en zegel gegeven (dit geldt zowel voor de dopeling als ook voor de aanwezige getuigen, dus voor/binnen de gemeente(n) van Jezus Christus hier op aarde, zie 1 Timoteüs 3 vers 14-15), zodat wij daar allen zullen weten het volle recht te hebben om hoop te putten uit Gods Woord, dat te geloven (te beamen, voor wis en waarachtig te houden!), en wel omdat al Gods beloften ‘ja en amen zijn in Jezus Christus, onze Heer’! (zie 2 Korintiërs 1 : 19-22).
Juist omdat het geloof de zekerheid is van de dingen die men hoopt en de zekerheid (bewijs) van de dingen die we niet zien (Hebreeën 11 vers 1), komt God ons geloven en hopen te hulp met twee toch wel ‘zichtbare/tastbare dingen’: Doop en Avondmaal.

NB. Bovenstaande mee n.a.v. de verkondiging in de doopdienst van zondag 11 juni 2023 (NGK ‘De Ontmoeting’, Barneveld)

Het geloof nu, is de zekerheid van de dingen die men hoopt en het bewijs van de dingen die men niet ziet. Want door dit [geloof] is aan de ouden een getuigenis gegeven.‘ (Uit Hebreeën 11 de veren 1-2)

Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dát verkondigen wij: het Woord dat leven is.
Het leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen jullie het eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons verschenen is. Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan jullie, opdat jullie ook met ons verbonden zullen zijn. En verbonden zijn met ons is verbonden zijn met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus. We schrijven jullie om onze
(gezamenlijke) vreugde volkomen te maken. (Uit 1 Johannes 1 de verzen 1-4)

Bron afbeelding: Biblia-com

Dit bericht werd geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink .

Plaats een reactie