Uit Liefde!
4 De slang echter zeide tot de vrouw: Gij zult geenszins sterven, 5 maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad. 6 En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at. (Uit Genesis 3)
God heeft in Zijn Liefde de mens als schepsel zo hoog naar zich opgetrokken, dat de mens beelddrager van God genoemd kon worden en dat hij de hoogste plaatsbekleder van God kon en mocht zijn op aarde. God heeft de rijkdommen die in Hem te vinden zijn, door Zijn Woord en Geest in Zijn schepping gelegd en deze rijkdommen vooral met Zijn schepsel, de mens willen delen. Daarom is de mens met zulke bijzondere gaven begiftigd. Alleen één ding werd door God aan de mens onthouden, er bleef iets van God voor de mens verborgen en dat was de kennis van goed én kwaad. God heeft dat verschil met Hem niet verborgen willen houden, maar aan de orde gesteld, door de mens te confronteren met de boom van kennis van goed en kwaad in het midden van de hof en door zijn waarschuwing om daar niet van te eten. Hiermee vroeg God van de mens om liefdevol en gelovig zijn vertrouwen te geven aan Hem en aan het door Hem gesproken Woord.
Dat gelovig God op Zijn Woord vertrouwen en Hem daarmee liefde schenken, dat wilde God ook op de proef stellen. Op zo’n manier op de proef stellen, dat de mens zijn geloof en vertrouwen niet alleen kon geven aan God en aan Zijn Woord, maar ook aan het woord en de vermogens van schepselen. Eén van die schepselen, de boze, was door God “in het leven geroepen” om een rol te spelen in het op de proef stellen van de mens. De rijk begiftigde mens had zulke grote verstandelijke vermogens gekregen, dat hij kon overwegen Gods Woord in twijfel te trekken of niet. Toen de boze zijn woorden gesproken had, meende de mens, dat die woorden wel eens meer te vertrouwen konden zijn en meer waar, dan het door God gesproken Woord over de boom en zijn vrucht. Daarmee gaf de mens de brui aan Gods liefde en het liefhebben van God en daarmee gaf de mens zijn vertrouwen aan het schepsel: de persoon en woorden van de boze, de kracht van de verboden vrucht en de eigen verstandelijke vermogens (denkkracht).
Deze daad van de mens heeft God niet onverwachts overvallen. Deze daad moet zelfs al direct in het scheppings- en verlossingsplan van God opgenomen zijn geweest. Omdat de mens menen (denken) kon, dat niet uit liefde de kennis van het kwaad hem onthouden werd en dat hij onnodig en onterecht vanwege dit gebrek aan kennis de mindere van God moest zijn.
Maar om het kwaad te leren kennen, daarvoor moest de mens wel eerst zijn vertrouwen geven aan de woorden van een andere persoon dan God zelf. Een persoon die beslist niet deel uitmaakt van de drie eeuwige Personen van onze Drie-enige God, maar die alleen kon en kan bestaan als schepsel. Het kwaad is zo wezensvreemd aan God zelf, dat God hiervoor een schepsel in het leven moest roepen.
Met het geloof hechten aan de woorden van de boze en met het eten van de verboden vrucht, sneed de mens zich los van de werkelijke Krachtbron van heel zijn wezen en heel zijn bestaan. De mens leverde zich uit aan de gewelddadige macht van de boze en aan de nu voortaan naar chaos tenderende krachten van de door God prijsgegeven schepping. Zoals te verwachten was, kon Gods Woord niet door zijn schepselen gebroken worden en daarom werd de mens, precies zoals God al gewaarschuwd had, tot een sterfelijk wezen gemaakt en werd de aarde prijsgegeven aan de boze en aan zinloosheid…
20 Want de schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen, niet vrijwillig, maar om (de wil van) Hem, die haar daaraan onderworpen heeft, 21 in hope echter, omdat ook de schepping zelf van de dienstbaarheid aan de vergankelijkheid zal bevrijd worden tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. (Uit Romeinen 8)
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat allen die in Hem geloven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven hebben.(Johannes 3:16)
Zie ook webpagina: De mensenliefde Gods in Christus Jezus…