Luther had (los van zijn bekende kanttekeningen in de Duitse Bijbel) een zwak om op losse papiertjes, op schutbladen en in kantlijnen van alle mogelijke boeken, en zelfs op wandborden en tafels aantekeningen te maken van gedachten die hem op zekere momenten invielen. Veelal zijn dat persoonlijke ontboezemingen of korte tekstverklaringen, maar ook zelfgemaakte gedichten of treffende uitspraken van hemzelf of van anderen. Veel van deze aantekeningen zijn bewaard gebleven. Het onderstaande citaat is een voorbeeld van iets dat Luther op een schutblad van een boek kon hebben geschreven:
“Pas kwam ik [= Luther] dit oude gedichtje weer tegen:
Ich lebe und weiß nicht wie lang;
ich muss sterben, weiß auch nicht wann,
ich fahr dannen, weiß nicht wohin:
mich wundert, dass ich so fröhlich bin.
Dat is:
Ik leef en weet niet hoe lang;
ik moet sterven en weet ook niet wanneer,
ik ga hier weg, en weet niet waarheen:
het verwondert me, dat ik zo vrolijk ben.
Een christen zou in dit rijmpje de twee laatste regels kunnen veranderen en met blijde mond en een vrolijk hart rijmen:
Ich fahr, und weiß, God Lob! – wohin,
mich wundert, daß ich so traurig bin.
Dat is:
Ik ga, en weet, God zij dank! – waarheen,
het verwondert mij, dat ik zo bedroefd ben.
Het zou goed zijn als onbekeerde mensen (dat zijn mensen die de van hen gevraagde daadwerkelijke bekering liefst nog wat uitstellen – AJ) dit oude rijmpje altijd in gedachten hielden, of er eens aan herinnerd werden – dat wil zeggen: zullen overdenken en overwegen, dat ze sterven moeten en geen ogenblik van hun leven zeker zijn. Door deze gedachten worden ze mogelijk bewogen om God te vrezen, boete te doen en hun leven te beteren. Zoals Mozes ook in zijn psalm alle kinderen van Adam vermaant om tot God te bidden: ‘Leer ons zó onze dagen tellen, dat wij verstandig worden’ (vgl. Psalm 90:12).”