De farizeeër (in ons) en het zondaarsgebed…

O God, ik dank U, dat ik niet zó ben als de andere mensen,
rovers, onrechtvaardigen, echtbrekers, of ook als deze ​tollenaar;
(Uit Lukas 18 : 11)

O God, ik dank !U!

Ziet u dat er op het eerste gezicht op het gebed van de farizeeër niets aan te merken valt. Hij dankt God. Hij weet dat hijzelf dankzij Gods genade niet is zoals zoveel andere mensen om hem heen…

En toch keurt Jezus dat dankgebed af!

In deze tijd bidden (danken!) wij in de gemeente van Jezus Christus echter vaak net zo: O God, wij danken u dat wij (hier in Nederland) niet zijn zoals bijvoorbeeld heel wat Turken en Marokkanen hier in ons land of elders in de wereld, maar dat u hier het Evangelie al eeuwen vrij heeft doen klinken en dat wij dankzij uw genade hier in Nederland kunnen spreken van een samenleving met duidelijk ‘christelijke wortels’, die het zeker nog de moeite waard is om die met ‘hand en tand’ tegen het binnendringen van (nog meer) ‘foute mensen’ te beschermen.

Maar zo moet ons bidden en danken beslist niet klinken. Wij behoren dankend te belijden: O God, wij weten ons groter zondaar(s) dan al die mensen die ons en onze samenleving zoveel problemen bezorgen. Wij hebben hier al eeuwenlang in alle vrijheid het Evangelie mogen horen en aannemen en in praktijk brengen en toch brengen wij er iedere dag nog zo bitter weinig van terecht. De liefde en de vergevingsgezindheid en het Evangelie met daad en woord en Uw Woord uitdragen brengen wij maar zo mondjesmaat in praktijk, terwijl U van ons zo heel anders mocht en mag verwachten. Wij erkennen het, samen met Paulus en ieder voor zichzelf, wij staan meer in de schuld bij U en de ander, dan ‘die ander’ bij U en bij ons (en mij!) in de schuld staat.

(…) 15 Dit is een betrouwbaar woord en alle aanneming waard dat ​Christus​ ​Jezus​
in de wereld gekomen is om zondaars zalig te maken,  van wie
ik de voornaamste ben (onder wie ik een eerste plaats inneem).

(Uit 1 Timoteüs 1)

Ga maar na: Adam en Eva konden, nadat Kaïn zijn broer Abel vermoord had, niet zeggen: Dank u God dat wij nooit zo ver gegaan zijn als Kaïn. Nu weten wij ons gelukkig niet meer de grootste zondaren op deze wereld. En dacht u dat David na zijn zonde met Batséba en de moord op Uria (en medesoldaten) nog op koning Saul wilde en durfde wijzen als iemand met nog meer moord(en) op z’n geweten? En zou Petrus Judas als een groter verrader hebben willen aanwijzen, terwijl hijzelf – nog ernstiger en concreter dan Judas – door Jezus gewaarschuwd was voor het verloochenen van Hem. En Petrus realiseerde zich dat pas na de derde keer toen – naar Jezus voorzegging – een haan zijn gekraai liet horen. En ook Paulus durft (zichzelf en ons) geen ander als groter zondaar aan te wijzen…

Zolang wij (dit) niet beseffen en erkennen, namelijk dat wij eerst en steeds weer onszelf als eerste en als grootste zondaar onder de zondaren hebben te belijden, zullen we niet goed in staat zijn om anderen de Goede Weg te wijzen in situaties van zonde en schuld waar ieder de weg van de Liefde, dus De Weg van vergeving en verzoening en dus ook weer aanvaarding van de ander heeft te gaan. En die weg hebben wij te gaan onafhankelijk van hoe de ander zich daarin tegenover ons opstelt. Dat laat heel Gods Woord ons steeds weer horen en weten, dat heeft  de Here Jezus, God Zelf,  ons duidelijk genoeg laten horen en zien in Zijn leven, in Zijn goed doen en vergeven, in Zijn lijden en sterven hier op aarde! Het is (toch) niet nodig om hier nog verder uitgebreid op in te gaan of dat aan te tonen! Daarom hieronder alleen nog woorden van Paulus en een ‘Dietrich Bonhoeffer citaat‘ waarin Gods Woord wordt nagesproken en (dus) beleden.

(…) 17 Indien gij u dan ​Jood​ (Gods volk) laat noemen, steunt op de wet (Evangelie), u beroemt op God, 18 Zijn wil kent, weet te onderscheiden waarop het aankomt, daar gij onderricht in de wet (Evangelie) geniet, 19 en u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blinden zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn, 20 een opvoeder van onverstandigen en een leermeester van onmondigen, daar gij in de wet (Evangelie) de belichaming der kennis en der waarheid bezit, – 21 hoe nu, gij, die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? Gij, die predikt, dat men niet stelen mag, steelt uzelf? 22 Die ​overspel​ verbiedt, doet gij ​overspel? Die gruwt van de ​afgoden, pleegt gij tempelroof (plundert u de ‘gemeentekas’)? 23 Die u op de wet (Evangelie) beroemt, onteert gij God door uw overtreden van de wet (Evangelie (1))? 24 Want de naam Gods wordt om u gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven staat.  (Uit Romeinen 2(1)

(1) Niet allerlei ellendige omstandigheden en ‘geweld op straat’ of verdrukking en vervolging maar gebrek aan onderlinge liefde en zorg voor elkaar en de verdeeldheid die onder Gods volk heerst (Israël/de gemeente(n) van Jezus Christus) brengen schade toe aan het koninkrijk van God en de uitbreiding daarvan.

Citaat uit Bonhoeffer Brevier, 9 juni: (…)

(…)  God Zelf werd een werkelijke mens.

  • De mens draagt het doodsoordeel van God, het moeten sterven voor God om de zonde, dagelijks met zich mee. Hij bezegelt met zijn leven, dat voor God niets bestaan kan, tenzij in gericht en genade.
  • De mens sterft dagelijks de dood van de zondaar. Hij draagt de littekens van de wonden, die de zonde hem sloeg, deemoedig in lichaam en ziel.
  • Geen mens kan zich boven een ander mens verheffen, of zich aan hem ten voorbeeld stellen, want

hij/zij leerde zich zelf zien als de grootste van alle zondaars.

(Citaat uit Bonhoeffer Brevier, 9 juni)
Lees ook het volledige citaat: Gelijkvormig worden aan de Zoon

Bron afbeelding:  Sharefaith

Dit bericht werd geplaatst in Bijbel, Gemeente, Geschiedenis, Huwelijk en gezin, Israël, Persoonlijk, Politiek. Bookmark de permalink .

Een reactie op De farizeeër (in ons) en het zondaarsgebed…

  1. janvdijk9464 zegt:

    Dit is op Sitetitel herblogd.

    Like

Plaats een reactie